21
september
2020
|
14:39
Europe/Amsterdam

35 jaar geleden: de estate van de 124-serie maakt zijn debuut

Mercedes-Benz zette 35 jaar geleden een successtory voort: de estate-variant van de 124-serie ging tijdens de IAA in Frankfurt van 12 t/m 22 september 1985 in première. Het was de eerste ‘Kombi’ van het merk, die E-Klasse werd genoemd, en de tweede estate in de geschiedenis van de E-Klasse überhaupt. De estate werd in het Duits ‘T-Modell’ genoemd, waarbij de ‘T’ stond voor toerisme en transport. Hij was nauw verwant aan de limousine die in december 1984 werd geïntroduceerd. De W124-serie werd later aangevuld met een coupé (1987) en een cabriolet (1991). Er waren ook limousines met een lange wielbasis en onderstellen voor speciale opbouwen met korte en lange wielbasis leverbaar. Tot 1996 werden in de Mercedes-Benz fabriek in Bremen in totaal 340.503 exemplaren van deze lifestyle-estate gebouwd. De S 124, zoals hij intern wordt genoemd, heeft zich allang bewezen als een populaire Young Classic met een cultfactor en een hoge gebruikswaarde.

De estate was opnieuw een meesterwerk van de designafdeling onder leiding van Bruno Sacco. Op het eerste gezicht lijken de limousine en de estate aan de voorkant en in het midden identiek. Er zijn echter subtiele verschillen. Zo is het dak van de estate iets hoger dan dat van de limousine. De designers en engineers hebben dit verschil op esthetische en harmonieuze wijze aan het oog weten te onttrekken door het plaatdeel tussen de knik boven het portier en de afdeklijst richting het middelste dakgedeelte iets meer rechtop te plaatsen. De grotere achterzijde verandert de aerodynamica: de estate heeft een cw-waarde van 0,340, die van de limousine bedraagt 0,300.

Het vloergedeelte is aan de achterzijde aangepast om een vlakke laadvloer te creëren. Omdat de brandstoftank, die in de limousine achter de achterbankleuning is geplaatst, hier in de weg zou zitten, is deze component verplaatst naar een plek onder de voertuigbodem aan de achterzijde. Het speciale ontwerp van de bovenzijde van de tank en de voertuigbodem met schuine contactoppervlakken dragen bij aan de passieve veiligheid: bij een kop-staartbotsing die ernstig genoeg is om de langsliggers van het frame te vervormen, wordt de tank naar beneden geduwd en op zijn plaats gehouden door een vangnet.

Turbodieselmotor exclusief voor de estate

Het gamma van de estate omvatte aanvankelijk motoren met vermogens van 53 kW/72 pk in de 200 TD tot 138 kW/182 pk) in de 300 TE. Het modellengamma onderscheidde zich in detail van dat van de limousine: zo was bijvoorbeeld voor de 124-serie de 300 TD TURBO met de 105 kW/143 pk sterke 3 liter zescilinder turbodieselmotor OM 603 D 30 exclusief als estate leverbaar. Deze motor werd ook ingebouwd in het S-Klasse exportmodel 300 SDL voor Noord-Amerika. Ook de 300 TD TURBO werd aanvankelijk als exportmodel geproduceerd, maar was vanaf 1987 tevens in Duitsland leverbaar. Alle estates met benzinemotor, aanvankelijk met uitzondering van de 200 T, werden optioneel voorzien van een geregelde uitlaatgsreinigingsinstallatie met driewegkatalysator. Als alternatief was de zogeheten ‘RÜF-versie’ leverbaar: zonder katalysator en lambdasonde, maar met het multifunctionele mengselvoorbereidings- en ontstekingssysteem. Inbouw achteraf van een geregelde katalysator met lambdasonde in de RÜF-versiesn was geen probleem. Vanaf september 1986 maakte de katalysator deel uit van de standaarduitrusting van alle estates met benzinemotor.

De veerpoten en schokdempers waarover de estate beschikte, waren identiek aan die van de limousine. De multilink achteras werd standaard gecombineerd met hydropneumatische niveauregeling. In tegenstelling tot zijn voorganger had de estate van de 124-serie een kortere achterasverhouding dan de limousine.

Succesvolle ontwikkeling

De estate van de 124-serie was vanaf het begin succesvol en wist klanten te blijven winnen, met twee facelifts en een totale productietijd van meer dan tien jaar. Ook de continue doorontwikkeling speelde hierbij een rol. Zo werd 4MATIC, de nieuwe vierwielaandrijving voor personenwagens, tijdens de IAA 1985 gedemonstreerd op de 300 TE en 300 TD TURBO. In april 1987 ging de 300 TE 4MATIC in serieproductie, gevolgd door de 300 TD TURBO 4MATIC in augustus 1987. De complexe vierwielaandrijving kostte DM 12.000 extra.

Al in september 1989 introduceerde Mercedes-Benz een uitgebreide facelift voor de estate van de 124-serie. Het exterieur was voorzien van onder andere portieren en dorpelverbreders met kunststof panelen, buitenspiegels in carrosseriekleur en talrijke chroomlijsten. Dikkere zijruiten verlaagden het geluidsniveau in het interieur en nieuw vormgegeven stoelen verhoogden het comfort. Het nieuwe Sportline-pakket was optioneel leverbaar voor alle modellen met tweewielaandrijving. Het pakket omvatte een verlaagd onderstel, bredere banden, voorstoelen met verbeterde zijdelingse ondersteuning, een lederen stuurwiel en een lederen keuzehendel.

Al in september 1988 werd het modellengamma aangevuld met het instapmodel 200 TE met injectiemotor. In 1988 en 1989 werden de dieselmotoren voorzien van een voorkamer met inspuiting die onder een hoek plaatsvond om de uitstoot van deeltjes en verontreinigende stoffen te verminderen. Met de facelift werd ook de zescilindermotor M 104 met vier kleppen per cilinder in de nieuwe 300 TE-24 (162 kW/220 pk) geïntroduceerd. Vanaf juni 1990 werd de 250 TD TURBO exclusief geproduceerd voor de export naar Italië. In september 1992 volgden de vierkleps M 111-viercilindermotoren de voorgaande M 102-viercilindermotoren op in de 200 TE en 220 TE. De 3 liter M 104-motor in de 300 TE werd doorontwikkeld tot twee varianten met een cilinderinhoud van 3,2 en 2,8 liter in de 320 TE en 280 TE. Ook vanaf 1992 waren airbags, centrale vergrendeling en elektrisch verstelbare buitenspiegels standaard bij de estate van de 124-serie.

Een nieuwe naam voor de estate

Vanaf juni 1993 was de S 124 de eerste Mercedes-Benz estate die de naam E-Klasse kreeg. De nieuwe naamgeving volgde hetzelfde principe als werd toegepast bij de S-Klasse en de C-klasse. Voortaan bestond de typeaanduiding uit de voorafgaande letter E en een reeks cijfers die waren afgeleid van de cilinderinhoud en de bijbehorende aanduiding voor dieselmodellen. Zo stond de 300 TD nu bekend als de E 300 Diesel Estate, waarbij op het kofferdeksel slechts E 300 DIESEL stond. In 1993 was de eerste personenwagendieselmotor met vier kleppen een wereldprimeur in de E-Klasse. De OM 605 D 25 en OM 606 D 30 met een drietraps resonantie-inlaatsysteem leverden meer koppel en vermogen over een aanzienlijk verbeterd toerenbereik. Tegelijkertijd werd het brandstofverbruik bij een maximale belasting tot 8 procent verlaagd. Vanaf 1993 waren alle dieselmotoren voorzien van een oxidatiekatalysator en uitlaatgasrecirculatie.

De nieuwe grille vormde de meest opvallende uiterlijke wijziging bij deze facelift. Dit zorgde voor een een uniforme uitstraling met de S-Klasse (140-serie) en de C-Klasse (202- serie). De richtingaanwijzers aan de voorzijde waren nu voorzien van transparante lenzen en de stootlijsten op de bumpers waren nu niet meer zwart, maar in de kleur van de exterieurelementen gespoten.

High-performance uitvoeringen van de estate

Bij de E-Klasse Estate resulteerde de directe samenwerking tussen Mercedes-Benz en AMG in 1993 in de E 36 AMG (200 kW/272 pk). AMG ontwikkelde de 3,6 liter motor in Affalterbach op basis van de M 104-motor met een cilinderinhoud van 3,2 liter en bouwde deze onder andere om van een korte- naar een lange-slagmotor. De E 36 AMG Estate werd standaard geleverd met een viertraps automaat en had een topsnelheid van 240 km/h.

De in 1993 geïntroduceerde topmotor was echter niet de eerste Estate uit de 124- serie die door de performancespecialisten van het door Hans Werner Aufrecht en Erhard Melcher geleide ingenieursbureau werd bewerkt. Al voor de officiële samenwerking met Mercedes-Benz ontwierp en produceerde het oorspronkelijke AMG in de jaren tachtig geheel zelfstandig high-performance voertuigen met een V8-motor onder de bijnaam ‘The Hammer’. De varianten varieerden van de 300 TE 5.0 met een cilinderinhoud van 4.973 cm3 tot de 300 TE 6.0 met een cilinderinhoud van 5.953 cm3. Het vermogensbereik liep uiteen van 203 kW/276 pk tot 283 kW/385 pk.